In de bibliotheek kwam ik het partijprogramma tegen van de SNB, dat naar ik meen staat voor Socialistische Natuurbeweging, een partij die vóór de oorlog in Nederland actief was en die ik verrassend modern vond overkomen. Wat waren de programmapunten van deze partij? Kunnen wij er nog iets van leren?

Het motto van de SNB was: “algemeen belang boven groepsbelang, groepsbelang boven persoonlijk belang.” Vooral de zelfzuchtigheid en het gebrek aan solidariteit van de welgestelde burgers moeten het in het partijprogramma ontgelden. “Het gekanker van de gegoede burgerij tegen belastingbetaling, hun neerzien op de arbeiders, hun veeleischendheid ten aanzien van eigen behoeften, moeten vervangen worden door de bereidheid, een groot aandeel te dragen in den opbouw van de nieuwe gemeenschap, solidariteitsgevoel voor hun mede-arbeiders in de bedrijven, soberheid ten aanzien van eigen behoeften.” Kom daar vandaag de dag maar eens om!

Wat opvalt is dat het partijprogramma van de SNB stukken filosofischer van aard is dan wat je tegenkomt bij de hedendaagse politieke partijen. De “bestemming van de mens“, zo valt in het programma te lezen, “is redelijk te zijn. De mens die zichzelf wil zijn is de waarlijk vrije mens. Men is niet vrij, als men zijn wil laat bepalen door de prikkels, die van buiten af komen, als men streeft naar bevrediging door genot. Deze zoogenaamde vrijheid om te doen en te genieten, wat men ‘begeert’, is slechts willekeur en geen ware vrijheid.” Daar kunt u, kinderen van de jaren zestig, het mee doen!

De SNB verzet zich fel tegen de individualisering die blijkbaar ook toen al de maatschappij in haar greep had. De plichten van de burgers tegenover de staat gaan uit boven hun rechten, zo wordt onomwonden gesteld. “Immers de staat is niet de som van zijn burgers, want deze som van individuen verandert elk moment door geboorte en dood van burgers; de staat is de natie in geestelijke gestalte.” Het liberalisme is volgens de SNB “een zuiver negatieve leer geworden“, die haar kinderen voedt met “egoïstische, individualistische en rationalistische spijze” en is “uitgelopen tot de dictactuur van enige cliques van partijleiders, die bepalen wie de regering vormt.

Een tikje schokkend wellicht is de notie dat het kiesrecht volgens de SNB een “wassen neus” is, hoewel de argumenten die hiervoor worden aangevoerd, sympathiek overkomen: “Wij beginnen genoeg te krijgen van de rol van koning kiezer, den weidschen naam, door de heeren machthebbers bedacht voor het goedige menschdom, dat met horden en drommen eens per vier jaar opgecommandeerd wordt om op een partij te stemmen, waarna het weer kan ophoepelen!” De partij wil het land organiseren op basis van “corporatiën” – dat vindt men uiteindelijk democratischer, omdat iedereen hierin actief deel kan nemen en mee kan praten over datgene dat de corporatie aangaat.

De SNB is niet radicaal-socialistisch (“Het particuliere eigendom van de bedrijven wordt erkend“), maar dreigt wel dat van staatswege zal worden ingegrepen “bij bedrijven die onvoldoende worden beheerd of in strijd met het algemeen belang worden geëxploiteerd.” En: “Te groote opeenhooping van het bezit in handen van enkelingen wordt tegengegaan” – de “geldmagnaten” mogen geen “staat in den staat vormen“.

De partij zet zich tevens af tegen de ‘globalisering’ – toen al! – hoewel die lelijke term in die tijd nog niet bestond. “Het kapitaal kent wel een geboorteplaats, maar is er volstrekt niet aan gehecht,” zo klinkt het fraai. “Het vloeit af naar de plaatsen, waar het grootste rendement te verkrijgen is.” Waarbij treffend wordt aangetekend: “Een arbeider buiten zijn land is een verschoppeling, een paria. Een kapitalist buiten zijn land is een welkome, met veel zorgen omringde gast.

Op het gebied van het milieu was de SNB haar tijd ver vooruit. In het programma wordt opgeroepen tot een “krachtige bescherming van het landschap- en stedenschoon. Als men aanziet hoe het landschapschoon iederen dag wordt verminkt, zonder dat er dikwijls zelfs een schijn van noodzakelijkheid voor bestaat, dan staat men versteld over de indolentie en het gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel, welke oorzaak zijn van de onherstelbare verliezen, die geleden zijn en nog dagelijks worden geleden. Zonder dat de Regeering een hand tot redding uitsteekt, wordt de natuur noodeloos verwoest. De eenige richtlijn is het spekken van de beurzen van de grondspeculanten op kosten van de gemeenschap. Als het zo doorgaat, is de natuur straks alleen nog maar in een museum te bezichtigen.

Voor kunstenaars zal het programma van de SNB als muziek in de oren klinken. Er wordt gepleit voor meer geld voor de kunst: “In schril contrast met de zeer groote financieele offers, welke de natie zich getroost voor de intellectueele ontwikkeling, staat het geringe bedrag – men zou bijna kunnen spreken van de aalmoes – welke de overheid beschikbaar stelt voor de bevordering van de schoone kunsten, welke voor de volksopvoeding voor de verheffing van de geest, van zoo onschatbare waarde zijn.” Tegelijkertijd wordt er, interessant genoeg, over geklaagd dat het aantal advocaten en onderwijzers (!) in het parlement veel te groot is en dat bijvoorbeeld de kunstenaars geheel ontbreken. Wie hoor je daar tegenwoordig nog over?

De partij weet weliswaar niet uit te stijgen boven de in die tijd gangbare raciale vooroordelen – “De verdeling der menschen in rassen is door den Schepper zelf gewild” – maar verzet zich tegen anti-semitisme en racisme, wat men noemt ‘rasvergoding’. “Heden ten dage zijn de rassen sterk met elkaar vermengd. Wij ontzeggen eenieder het recht om splijtzwammen in onze natie van den geest in te brengen door zuiver nationaal voelende Nederlanders te onderzoeken op niet-Arisch, d.w.z. Joodsch of Indisch bloed. Onze eeuwenoude nationale cultuur heeft een bijzonder groot absorptievermogen, waarvan ten opzichte van de Joden mannen als Da Costa en waarschijnlijk ook Valerius kenmerkende voorbeelden zijn.

De slotconclusie: “Eerst door toepassing van het socialistische beginsel één voor allen en allen voor één kan een natie een ware eenheid zijn,” aldus de SNB, en wie wordt daar van binnen niet warm van?

Of wat zeg ik, SNB? Hoe kom ik daar nou bij? Ik bedoel natuurlijk NSB. Nationaal-Socialistische Beweging – dat was het, ja – niet Socialistische Natuurbeweging. Een kleine vergissing. Maar dat had u vast al begrepen.

Het bericht Partijprogamma: één voor allen, allen voor één verscheen eerst op The Friendly Society.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *