Samenvatting verloop rechtszaak tegen het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen

Zie voor alle stukken in deze procedure: https://voorwaarheid.nl/rechtszaken-cbg/

Op 1 oktober 2023 heeft Stichting VoorWaarheid op grond van artikel 51 Geneesmiddelenwet een handhavingsverzoek ingediend bij het CBG met het verzoek om de Europese handelsvergunningen te schorsen op Nederlands grondgebied, omdat het evident is dat de prikjes schadelijk zijn (talloze hersenbloedingen, hartinfarcten etc.) en er zelfs doden zijn gevallen. De sommatiebrief c.q. handhavingsverzoek staat hier: https://voorwaarheid.nl/wp-content/uploads/2024/03/2023-10-02-Sommatiebrief-aan-CBG.pdf

Het CBG heeft zich op het standpunt gesteld dat zij niet bevoegd is om een beslissing te nemen over het handhavingsverzoek om tot schorsing van de handelsvergunningen over te gaan en heeft Stichting VoorWaarheid doorverwezen naar de EMA.

Stichting VoorWaarheid heeft zich in haar bezwaarschrift op het standpunt gesteld dat dit onjuist is, gelet op het bepaalde in artikel 51 lid 1 jo lid 6 Geneesmiddelenwet jo. artikel 31 lid 3 van Richtlijn 2001/83 (https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A02001L0083-20220101). Hierin is uitdrukkelijk bepaald dat de nationale autoriteit -naast de Europese autoriteit- ook bevoegd is om op te treden indien er een acuut gevaar is voor de volksgezondheid. Het (aanvullend) bezwaarschrift staat hier: https://voorwaarheid.nl/wp-content/uploads/2024/03/2023-10-27-Aanvullend-Bezwaar-CBG.pdf

Artikel 31 lid 3 luidt: Onverminderd lid 1 kan een lidstaat, wanneer in enige fase van de procedure dringend optreden ter bescherming van de volksgezondheid geboden is, de vergunning voor het in de handel brengen opschorten en het gebruik van het betrokken geneesmiddel op zijn grondgebied verbieden totdat een definitief besluit wordt vastgesteld. De lidstaat stelt de Commissie, het Bureau en de andere lidstaten uiterlijk de volgende werkdag van de redenen voor dit optreden in kennis.

Artikel 31 lid 1 luidt: De lidstaten, de Commissie, de aanvrager of de houder van de vergunning voor het in de handel brengen kunnen in bijzondere gevallen, wanneer de belangen van de Unie in het geding zijn, de aangelegenheid aan het Comité voorleggen met het oog op toepassing van de in de artikelen 32, 33 en 34 bedoelde procedure alvorens een beslissing wordt genomen over een aanvraag voor een vergunning voor het in de handel brengen, over de schorsing of de intrekking van een vergunning voor het in de handel brengen of over een wijziging in de vergunning voor het in de handel brengen die noodzakelijk lijkt. 

Op 9 februari 2024 heeft het CBG het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak staat hier: https://voorwaarheid.nl/wp-content/uploads/2024/03/2024-02-09-Beslissing-CBG-op-Bezwaar.pdf

Hiertegen heeft Stichting VoorWaarheid op 20 februari 2024 beroep aangetekend, vergezeld van een voorlopige voorziening. Het beroepschrift staat hier: https://voorwaarheid.nl/wp-content/uploads/2024/03/2024-02-20-Beroepschrift-VW-besluit-CBG.pdf. De voorlopige voorziening staat hier: https://voorwaarheid.nl/wp-content/uploads/2024/03/2024-02-20-Verzoek-tot-Voorlopige-Voorziening-tegen-CBG.pdf

Op dinsdag 9 april 2024 heeft er bij de Rechtbank Rotterdam een zitting plaatsgevonden in het kader van de voorlopige voorziening. Hiervoor wordt verwezen naar diverse video’s die hierover zijn opgenomen:

Tijdens de zitting ging het onder meer over het spoedeisend belang (er vallen doden door de prik) hetgeen nu zelfs erkend is door het RIVM en niet betwist werd door het CBG.

Daarnaast ging het over de bevoegdheid van het CBG: mogen ze nu wel of juist niet een besluit nemen over de schorsing van de Europese handelsvergunningen op het Nederlands grondgebied. Ter zitting werd alsnog erkend door het CBG dat de bevoegdheid van artikel 31 lid 3 inderdaad bestaat, maar dat het CBG geen aanleiding zag om gebruik te moeten maken van deze bevoegdheid. Dat is een bizar standpunt gelet op het feit dat er alleen al in Nederland 235.000 meldingen van bijwerkingen zijn gedaan en er doden zijn gevallen. Het is evident deze middelen z.s.m. van de markt moeten worden gehaald omdat ze levensgevaarlijk zijn. Iedereen kent wel iemand met (ernstige) vaccinatieschade.

De rechtbank is echter van mening dat er geen acuut gevaar is voor de volksgezondheid. Op dinsdag 16 april 2024 is er vervroegd uitspraak gedaan. De uitspraak is hier te vinden: https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RBROT:2024:3286

In rechtsoverweging 6-8 staat de motivering:

  1. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
  2. De voorzieningenrechter treft alleen een voorlopige voorziening als ‘onverwijlde spoed’, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. De Stichting voor Waarheid stelt in dit verband dat de producten waarvoor de handelsvergunningen zijn afgegeven niet voldoen aan de daaraan te stellen eisen en dat daarmee sprake is van een acuut gevaar voor de volksgezondheid.

7.1.

De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding dit standpunt te volgen en overweegt hiertoe als volgt. Het verzoek is uiteindelijk gericht op het voorkomen van zogenoemde herhaalprikken. Deze prikken worden echter op verzoek gezet. Er bestaat op dit moment immers in Nederland geen vaccinatieplicht, ook niet indirect. De laatste periode waarin deze prikken zijn gezet was bovendien eind vorig jaar (dat betreft een afgesloten periode in het verleden) en de volgende periode waarin deze prikken weer zullen worden gezet is eerst komend najaar. Reeds gelet op het vorenstaande is er geen spoedeisend belang bij het verzoek.

  1. Bij het ontbreken van een spoedeisend belang, kan er toch aanleiding bestaan een voorlopige voorziening te treffen, indien sprake is van een evident onrechtmatig besluit. De Stichting voor Waarheid heeft in dit verband betoogd dat het College zich ten onrechte op het standpunt stelt dat de e-mail van 3 oktober 2023 geen besluit is.

8.1.

Er is onvoldoende aanleiding voor het oordeel dat het College een evident onrechtmatig standpunt inneemt, gelet op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 10 juli 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:245) bezien in samenhang met de rechtspraak waar ter zitting door het College naar is verwezen waaruit volgt dat het College niet bevoegd is om de genoemde handelsvergunningen te schorsen. Deze procedure leent zich niet voor een nadere inhoudelijke discussie over dit standpunt.

Deze uitspraak is om meerdere redenen volstrekt onbegrijpelijk. Hoe kan de rechter in hemelsnaam tot het oordeel komen dat er geen sprake is van een spoedeisend belang, terwijl er nog steeds iedere dag doden vallen als gevolg van de injecties?

Er wordt daarnaast uitdrukkelijk verwezen naar de post van mr. Jacob van der Veer op LinkedIn: https://www.linkedin.com/posts/jacob-van-der-veer-017a244_rechtspraaknl-zoeken-in-uitspraken-activity-7185967432249827328-UX7K

Tekst op LinkedIn d.d. 16 april 2024:

Vanochtend werd dan – vervroegd – de uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening, dat de stichting Voor Waarheid had gevraagd in de beroepsprocedure tegen het CBG over de schorsing van handelsvergunningen voor de coronaprikken. Helaas is het verzoek afgewezen. Over het daaraan connexe beroep moet later nog een oordeel worden geveld.

De uitspraak van de voorzieningenrechter bestaat wat Voor Waarheid betreft uit twee juridisch onhoudbare oordelen, namelijk:

  1. Er is volgens de rechter geen spoedeisend belang bij het verzoek omdat herhaalprikken op dit moment alleen op verzoek worden gezet. Daarmee suggereert de rechter dat er op dit moment geen risico voor de volksgezondheid is en zegt hij feitelijk dat het aantal mensen dat dit middel momenteel krijgt toegediend bepalend is voor de vraag of er gevaar is voor de volksgezondheid en niet de potentiële schadelijkheid van het toegediende middel zelf. Dat is natuurlijk de onjuiste toetsingsmaatstaf. De potentiële schadelijkheid van een middel moet hierbij doorslaggevend zijn. Waarom zou je onnodig het risico willen lopen dat ook maar één iemand hier nog schade van ondervindt? De rechter heeft zich immers niet uitgelaten over de vraag of het middel veilig is, dus kennelijk neemt hij een gering aantal slachtoffers op de koop toe.
  1. Er is volgens de rechter geen sprake van een evident onrechtmatig besluit omdat het standpunt van het CBG dat het niet bevoegd is niet evident onjuist zou zijn. Hierover moet later in de beroepsprocedure worden beslist. Daarmee is deze uitspraak ook innerlijk tegenstrijdig, want met dit oordeel erkent de voorzieningenrechter dat er wel degelijk discussie is over de vraag of er een bevoegdheid bestaat. Ter zitting had de rechter ook al aangegeven dat – voor zover er in redelijkheid discussie kan bestaan over de bevoegdheidsvraag – het CBG daarover tenminste een gemotiveerde beslissing had moeten nemen. Het CBG had het bezwaar dan ook niet niet-ontvankelijk mogen verklaren en dus was de beslissing op bezwaar wel degelijk evident onrechtmatig. De voorzieningenrechter had het CBG ten minste moeten opdragen om op dat onderdeel een inhoudelijk besluit te nemen, zoals Voor Waarheid aan het einde van de zitting de voorzieningenrechter ook heb gesuggereerd te doen. Zeer ernstig dat de rechtspraak er op deze manier aan bijdraagt dat schadelijke geneesmiddelen langer in omloop blijven dan noodzakelijk.

Nabespreking van het vonnis d.d. 16 april 2024

In bovenstaande video wordt uitgelegd wat er allemaal mankeert aan deze uitspraak. Jacob, Maria-Louise en Willem bespreken de uitspraak in de voorlopige voorziening dat op 16 april 2024 werd uitgesproken, een week eerder dan gepland.

In de uitspraak maakt de rechter bokkensprongen om hetgeen dat is toegegeven door het CBG, namelijk dat er wel degelijk een nationale bevoegdheid bestaat en het feit dat het RIVM heeft verklaard dat er mensen zijn overleden door de mRNA injecties teniet te doen. Het is wonderlijk hoe de rechtspraak zichzelf onder de bus gooit. Van herstel van vertrouwen in de rechtspraak, kan dus nog steeds geen sprake zijn. We zullen dus op de behandeling van het beroep moeten wachten. Hopelijk zal deze zitting nog voor de volgende prikcampagne (najaar 2024) ingepland worden, anders zal VoorWaarheid wederom een voorlopige voorziening aanhangig moeten maken.

Het is volstrekt onverantwoord om nog meer onnodige doden te laten vallen. Er kleeft bloed aan de handen van het CBG en van deze bestuursrechter. Wanneer is genoeg, genoeg?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *