“Dear Mr. President, ik bevind me op dit moment aan de oever van de Zwarte Zee. Een prachtige plek. Als voormalig marine-officier, zou u deze omgeving zeker appreciëren, de schoonheid van de zee en de grandeur van het Kaukasus-gebergte. Onder deze heldere zon is het moeilijk te geloven dat er problemen zijn in de wereld die een sinistere schaduw werpen over de toekomst van miljoenen mensen.”

Zo begon een brief die Sovjet-leider Nikita Khrushchev op 29 september 1961 in het geheim schreef aan de Amerikaanse president John F. Kennedy. De brief werd de Sovjet-Unie uitgesmokkeld door een boodschapper van Khrushchev en stiekem bezorgd aan Kennedy’s assistent Pierre Salinger in een hotelkamer in New York.

Het was de eerste van een serie van 21 persoonlijke brieven die Khrushchev en Kennedy met elkaar uitwisselden. De KGB en CIA mochten niets weten van deze heimelijke poging tot toenadering van de twee wereldleiders op het hoogtepunt van de Koude Oorlog. Het is goed mogelijk dat zonder deze brieven, de crisis die een jaar later uitbarstte rond Cuba, op een allesvernietigende kernoorlog zou zijn uitgelopen.

John F. Kennedy was geen heilige, maar hij had, toen het erop aankwam, de moed om zijn vijand te willen begrijpen. In zijn beroemde vredestoespraak op de American University in Washington op 10 juni 1963 vroeg hij het Amerikaanse volk om, net als hij zelf had gedaan, in de spiegel te kijken. “Laten we onze houding tegenover vrede onderzoeken”, sprak Kennedy. “Teveel mensen onder ons geloven niet dat vrede mogelijk is. Maar dat is een gevaarlijk, defaitistisch geloof. Het leidt tot de conclusie dat oorlog onvermijdelijk is – dat de mensheid gedoemd is – dat we in de greep zijn van krachten die we niet kunnen beheersen.”

Kennedy’s vredestoespraak werd in de Sovjet-Unie breed verspreid en toegejuicht. In Amerika zelf reageerden de media lauw en sceptisch.

Deze gedachten gingen door mij heen toen ik de film Oppenheimer bekeek afgelopen weekend in een bomvolle bioscoop in Amsterdam. Het hoogtepunt van deze bij tijd en wijle bloedstollende film is het moment, op 16 juli 1945, dat de eerste atoombom ontploft, in de woestijn van New Mexico. Als kijker verwacht je dat de angstaanjagende uitbarsting van vuur en verdoemenis gepaard zal gaan met overdonderend lawaai, maar in plaats daarvan word je overvallen door een nog veel beklemmender doodse stilte. In de bioscoopzaal kon je een minuut lang een speld horen vallen. Je voelt het besef waarvan op dat moment iedereen is doordrongen: wat we voor ons ogen zien is de eerste dag van een nieuwe geschiedenis van de mensheid. Het begin, wellicht, van het einde van de mensheid.

De film laat zien hoe het succes van de atoombom met krankzinnige vreugde wordt ontvangen door het Amerikaanse publiek. President Truman is zo blij als een kind. Robert Oppenheimer, de leider van het project, wordt toegejuicht als een sportheld. Maar zelf begint hij zich te realiseren dat wat hij heeft gedaan, misschien toch niet iets is om blij van te worden.

Ik zal het laatste moment van de film, waarin we Oppenheimer zien praten met Einstein, niet onthullen. Het is, als je het op je in laat werken, een huiveringwekkend moment, waar je maar beter niet teveel aan kunt denken. In plaats daarvan zal ik een uitspraak van Einstein citeren die hij niet in de film doet: “We moeten de oorlog beëindigen, of de oorlog beëindigt ons.”

Wellicht dat de volle zalen die Oppenheimer trekt, een teken zijn dat er tóch een bewustzijn is onder de mensen dat we onze vijand moeten trachten te begrijpen in plaats van te bestrijden. Een besef dat vrede met Rusland noodzakelijk is, ook al is hier niks van te merken in onze vervloekte media, en onder onze doofstomme, stekeblinde politici en intellectuelen, die oorlog blijven zien als een sportwedstrijd die gewonnen kan worden – als een strijd tussen goed en kwaad in een Hollywoodfilm die zich afspeelt op een wit doek, in plaats van op onze aarde.

Dit artikel is eerder gepubliceerd in De Andere Krant. Volg mij en vele andere vrijheidslievende auteurs en columnisten door een abonnement te nemen. www.deanderekrant.nl

Het bericht Oppenheimer, Kennedy en de vredesbrieven verscheen eerst op The Friendly Society.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *