“Hot!”, schreef internist en WHO-­volger Meryl Nass op 16 april boven haar nieuwsbrief (Meryl’s covid newsletter). “Vandaag stemde het Nederlandse parlement om de regering op te dragen uitstel te eisen voor beide WHO-stemmingen – en als er geen uitstel is, tegen de voorstellen te stemmen.” Nass verwees naar de geplande stemmingen tijdens de WHO jaarvergadering (Assembly) van eind mei over het beoogde pandemieverdrag en de wijzigingen op de IHR. Ook The Defender, de nieuwssite van het Amerikaanse Children’s Health Defense van Robert F. Kennedy jr., heeft al interesse getoond voor de Nederlandse parlementaire eis van uitstel die steun kreeg van BBB, NSC, PVV, CDA, SP, ChristenUnie, DENK, FvD, SGP en JA21. Advocaat Meike Terhorst, die al vaker is geïnterviewd door The Defender over de WHO-plannen, heeft de nieuwssite verteld content te zijn met de aangenomen motie en dat het belangrijk is de druk op de ketel te houden.

Terhorst werkt samen met het Nederlands Teleartsen Genootschap (NTG) en het Artsen Collectief aan een brief voor Nederlandse parlementariërs. Zij krijgen daarin handreikingen voor wat zij nog verder kunnen ondernemen, zoals zich uitspreken tegen de directeur-generaal van de WHO, Tedros Adhanom Ghebreyesus, en naar de Europese Commissie. Een Engelstalige conceptbrief voor Tedros, die parlementsleden individueel of in groepsverband kunnen verzenden, maakt deel uit van de post die ze tegemoet kunnen zien.

Mevrouw Terhorst, waarom wachten jullie niet af of het kabinet de motie gaat uitvoeren?

Het zou natuurlijk heel mooi zijn als het kabinet de motie zou willen uitvoeren. Maar de verwachting is dat ons kabinet dat niet zal doen. Het goede nieuws is dat Kamerleden ook als het kabinet niet bereid is de motie uit te voeren, daarmee aan de slag kunnen. Kamerleden kunnen nu met die motie direct aan Tedros zeggen: ‘Ons parlement heeft de regering opgedragen tegen te gaan stemmen als er geen uitstel komt van de stemmingen, omdat de WHO in strijd met haar eigen artikel 55 (lid 2) heeft gehandeld.’ In dat artikel staat dat voorgenomen amendementen op de IHR ten minste vier maanden voor de WHO Assembly aan de lidstaten en parlementen moeten worden voorgelegd. Die deadline is niet gehaald, dus kan de stemming eind mei in Genève niet doorgaan. Dat is het centrale punt. De WHO en haar directeur-generaal zijn juridisch verplicht zich aan de periode van ter inzagelegging van minstens vier maanden te houden, conform artikel 55 van de IHR en op grond van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht. Die periode van vier maanden is cruciaal, omdat parlementen en het publiek dan gedurende vier maanden de tijd hebben om te reageren op de wijzigingen die ter stemming worden voorgelegd.

Gaat het jullie alleen om de wijzigingen op de IHR?

In de WHO-onderhandelingen draait het om twee documenten: het beoogde pandemieverdrag en de gewijzigde IHR. Dat werkt heel verwarrend: in het ene staat ‘dit’ en in het andere staat ‘dat’, en het lijkt op elkaar. Maar de IHR is juridisch gezien hét punt om op te focussen. Met een eenvoudige meerderheid van stemmen tijdens de komende Assembly, kan de WHO bereiken dat Tedros onbeperkte macht krijgt als gezondheidsautoriteit, via de gewijzigde IHR. De directeur-­generaal krijgt in dat scenario alle bevoegdheden om een pandemie uit te roepen en ook alle maatregelen vast te stellen die de lidstaten dan moeten uitvoeren. Wijzigingen die nu voorliggen, duiden erop dat nationale gezondheidsautoriteiten moeten worden opgericht, die verplicht zijn alle door de ­directeur-generaal aangegeven maatregelen uit te voeren. De kwestie met artikel 55 laat echter zien dat de WHO haar eigen regels niet naleeft. Via achterkamertjespolitiek proberen ze de gewijzigde IHR nu door te drukken. Dat biedt kansen om er tegenin te gaan.

Wat is de kern van jullie brief?

Dat door de voorgenomen wijziging van de IHR de directeur-generaal van de WHO zelfstandige wetgevende en uitvoerende bevoegdheden dreigt te verkrijgen, die normaal gesproken berusten bij onze volksvertegenwoordiging. Dus onze Tweede en Eerste Kamer. In feite wordt het parlement opzij gezet of overruled door de bevoegdheden van de directeur-generaal van de WHO. Nederlandse parlementariërs kunnen Tedros ook niet op het matje roepen. Ook wordt de rechtspraak, de Nederlandse rechter, in feite buitenspel gezet door de voorgenomen wijziging van de IHR.

Hoe gebeurt dat?

Onze nationale rechter is niet bevoegd besluiten van internationale organisaties zoals de WHO te vernietigen of te verbieden, zodat controle door de rechter van besluiten van de directeur-generaal van WHO feitelijk niet goed mogelijk is. Dat is opzettelijk zo georganiseerd: het hele speelveld wordt overruled op een niveau waar niemand er nog bij kan. De volksvertegenwoordiging niet en de rechter ook niet. Door ons parlement en onze rechtspraak opzij te zetten, worden onze grondrechten, zoals beschermd in de Grondwet, ook overruled. Terwijl de Grondwet niet zomaar buiten werking kan worden gesteld. Wat onder meer dreigt, is een digitaal vaccinatiepaspoort dat grondrechten opzij kan zetten, bijvoorbeeld door vaccinatie te vereisen voor internationale reizen. Zo’n vaccinatiepaspoort komt rechtstreeks in strijd met ons recht te beslissen over ons eigen lichaam. Dat recht is beschermd, onder meer op basis van artikel 11 van de Grondwet en artikel 7 van het Internationaal Verdrag inzake burgerlijke en politieke rechten (ICCPR). De dominantie van de WHO wordt nog verder versterkt doordat afwijkende meningen tijdens een door de directeur-generaal uitgeroepen pandemie niet zullen worden toegestaan en zullen worden beteugeld door censuur. Onafhankelijke wetenschap, ons rechtssysteem, de vrije pers en onze persoonlijke vrijheden dreigen opzij te worden gezet. Maar de brief voor de parlementariërs gaat ook nog over andere onrechtmatigheden.

Welke onrechtmatigheden?

Minister Dijkstra heeft in haar Kamerbrief van 16 februari aangegeven dat de Europese Commissie ‘namens de EU-lidstaten’ onderhandelt met de WHO over de gewijzigde IHR en de beoogde pandemiewet. Dus ook namens Nederland. Maar die bevoegdheid heeft de Commissie helemaal niet. Ze baseert die bevoegdheid op artikel 168(5) van het Verdrag betreffende de Europese Unie (TFEU) en/of Verordening 2022/2371. De Commissie heeft geen rechtsgeldig mandaat om namens ons Koninkrijk te onderhandelen voorafgaand en tijdens de Assembly van mei, omdat ons parlement daarvoor geen toestemming heeft gegeven en gezondheidszorg een nationale bevoegdheid betreft. Ook daar kunnen parlementsleden Tedros op wijzen in hun schrijven. De EU is er voor de ­douane-unie, maar gezondheid is uitdrukkelijk een nationale bevoegdheid. Het mooie is wel dat als de onderhandelingen niet rechtsgeldig zijn, omdat ze door de verkeerde vertegenwoordiger zijn gedaan, ze later niet kunnen zeggen: ‘Ja, maar je hebt ermee ingestemd’. Nederlandse parlementsleden kunnen dit ook ter kennisname brengen van collega’s in andere landen, zodat overal parlementen opstaan en zeggen: ‘Nee, de EU mag helemaal niet onderhandelen namens ons land’.”

Slaat het al over naar andere landen?

In Frankrijk is nu een parallel-initiatief opgestart, zodat ook daar een brief naar de parlementsleden gaat. Die worden nu dus ook wakker geschud. De motie van Mona Keijzer kan een domino-effect genereren in Europa. Het kan zichtbaar maken dat er een probleem is met artikel 55 en via deze brieven dat de Europese Commissie de EU-lidstaten niet kan vertegenwoordigen bij de WHO. Daarmee zijn feitelijk alle onderhandelingen over de IHR en de pandemiewet achterhaald, omdat ze nooit rechtsgeldig hebben plaatsgevonden. Juridisch zit het zo: je kunt nooit méér afspreken dan de bevoegdheden die je hebt. En in feite worden de bevoegdheden van de Nederlandse vertegenwoordiger beperkt door onze Grondwet. Als dingen worden afgesproken die totaal ingaan tegen de Grondwet, dan is dat een probleem bij de ratificatie van verdragen en overeenkomsten. En dat begint al met de IHR uit 2005.

Uit 2005?

De IHR van 2005 zijn nooit in Nederland aangeboden ter ratificatie. Mogelijk omdat men wist dat de IHR op alle fronten volstrekt in strijd was met de Grondwet. Dus moet je ofwel een Grondwets­wijziging laten plaatsvinden of je moet het met tweederde meerderheid van stemmen aannemen. En mogelijk vreesde men destijds dat dit allemaal niet ging lukken. Er is wel een wet vastgesteld: de Wet Publieke Gezondheid, die voor een deel de bepalingen implementeert. Maar ze hebben niet de IHR van 2005 geratificeerd, mogelijk omdat het helemaal niet kon. Dat is ook een belangrijk element wat ons parlement in stelling kan brengen: de IHR van 2005 zijn nu nog niet van kracht binnen Nederland. De WHO kan wel zeggen dat ze automatisch van kracht zijn geworden, maar het Nederlands recht gaat vóór en de Grondwet bepaalt dat ze niet eerder van kracht kunnen worden dan nadat ze geratificeerd zijn. En ze zijn nooit geratificeerd. In ons land gelden de IHR niet. En over de IHR-wijzingen van 2022 heeft voor zover nu bekend nooit een meerderheidsstemming plaatsgevonden bij de WHO. De beslissing van de Assembly van mei 2022 lijkt niet rechtsgeldig tot stand te zijn gekomen, omdat er geen bewijs is dat met een stemming een gewone meerderheid van stemmen is behaald, met een uitslag van voor- en tegenstemmers en wie heeft deelgenomen. Er is niet gestemd met een normale stemprocedure: het lijkt in achterkamertjes te zijn beklonken. Die wijzigingen uit 2022 kunnen dus ook daarom niet worden geaccepteerd in Nederland. Het is belangrijk dat zo veel mogelijk mensen gaan doorzien dat het gewoon niet klopt, juridisch. En daarbij komt dan nog het probleem met het WHO-verdrag.

Wat bedoelt u daarmee?

De WHO heeft een soort eigen grondwet: het WHO-verdrag. Daarin is heel duidelijk aangegeven dat de WHO slechts adviserende bevoegdheden heeft. Wat nu gebeurt, dat de WHO via de IHR ineens wetgevende bevoegdheden krijgt, is in strijd met dat verdrag. Ook dat kan helemaal niet. Als je de grondwet van de WHO wilt wijzigen, moet je dat wijzigingsvoorstel zes maanden van tevoren indienen. Ook dat is niet gebeurd. Het is gewoon te laat, nu. Het kan niet worden afgetikt in mei. De leden van ons parlement hebben eigen rechten en zijn de verdedigers van onze Grondwet. Door de IHR wordt het parlement terzijde geschoven. De wetgevende bevoegdheden van het parlement worden totaal overruled door de bevoegdheden van de directeur-generaal van de WHO. Daardoor worden ook de grondrechten van alle Nederlanders overruled. De enige manier om daar omheen te gaan, is dat parlementsleden zeggen: ‘Dit mag niet doorgaan’. Dat is in feite ook de kern van de aangenomen motie van Keijzer.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *