“Wij zijn de architecten van onze eigen digitale gevangenis, waar de tralies van data en algoritmes ons omarmen, vaak zonder dat we het doorhebben. In deze schijnbare vrijheid zijn we gevangen in een systeem dat ons gedrag subtiel stuurt, terwijl we onszelf vrijwillig opsluiten. De vraag is niet of we willen ontsnappen, maar of we ons nog herinneren wat echte vrijheid is.”
“We bouwen onze eigen digitale gevangenis – grotendeels vrijwillig en onbewust.”
Tijdens de vierde editie van de Science Summit Uncensored, georganiseerd door Voor Waarheid, hield burgerjournalist Maartje van den Berg een uitgebreide presentatie over de stille, maar ingrijpende herinrichting van Nederland. Haar betoog draaide om één centrale vraag: waar wordt beleid werkelijk gemaakt, en hoeveel zeggenschap hebben burgers en lokale volksvertegenwoordigers daar nog over?
Van den Berg baseert haar analyse op jarenlange studie van omgevingsvisies, mobiliteitsbeleid, smart city-programma’s en digitaliseringsagenda’s. Wat zij blootlegt, is geen losse beleidsontwikkeling, maar een samenhangend systeem waarin internationaal beleid via nationale en lokale structuren wordt doorvertaald naar de directe leefomgeving van burgers.
Het uitgeholde ‘Huis van Thorbecke’
Traditioneel is Nederland ingericht volgens het zogenaamde Huis van Thorbecke, waarin rijk, provincies en gemeenten elk een eigen autonome bestuurslaag vormen. In theorie waarborgt dit model democratische controle en lokale zeggenschap. In de praktijk, zo stelt Van den Berg, is deze structuur steeds meer uitgehold.
Internationale beleidskaders van de Verenigde Naties, het World Economic Forum, de Europese Unie en aanverwante organisaties spelen een steeds grotere rol in nationale besluitvorming. Via klimaatafspraken, duurzaamheidsdoelen en stedelijke ontwikkelingsagenda’s worden beleidsrichtingen vastgelegd die vervolgens op lokaal niveau moeten worden uitgevoerd. Gemeenten fungeren daarbij steeds minder als autonome besluitvormers en steeds meer als uitvoeringsorganisaties.
Daarbij ontstaan nieuwe samenwerkingsverbanden – zoals stedennetwerken, regio’s, veiligheidsregio’s en publiek-private platforms – waarin belangrijke afspraken worden gemaakt buiten het zicht van gemeenteraden. Dit leidt dit tot wat Van den Berg noemt een “uitbestede democratie”.
De sleutelpositie van de VNG
Een centrale rol in dit proces is weggelegd voor de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Oorspronkelijk opgericht om lokale democratie te versterken, heeft de VNG zich ontwikkeld tot een uitvoerend knooppunt van internationaal beleid. Sinds 2015 is de organisatie expliciet verbonden aan de duurzaamheidsdoelen van de Verenigde Naties.
Via dochterorganisaties als VNG International, VNG Connect en VNG Realisatie worden gemeenten getraind, begeleid en gefinancierd om VN-doelen, smart city-concepten en digitaliseringsprojecten te implementeren. Daarmee verschuift de beleidsvorming steeds verder van de gemeenteraad naar netwerken van bestuurders, ambtenaren, adviesbureaus en internationale partners.
Agenda Stad en de opmars van de smart city
In 2015 werd Agenda Stad gelanceerd, een samenwerking tussen rijksoverheid, gemeenten, bedrijven en kennisinstellingen. Vanuit dit programma ontstonden de zogenaamde City Deals: samenwerkingsafspraken gericht op stedelijke innovatie, mobiliteit, energie en klimaatadaptatie.
Binnen deze context ontwikkelde zich het smart city-concept. Smart cities worden gepresenteerd als antwoord op verstedelijking, klimaatverandering en mobiliteitsproblemen. In de praktijk, zo stelt Van den Berg, vormen zij het organisatorische en technologische fundament voor de 15-minutenstad: een stad waarin wonen, werken, voorzieningen en mobiliteit sterk lokaal worden georganiseerd en gestuurd.
In 2017 werd, op verzoek van grote gemeenten, een nationale smart city-strategie opgesteld. Deze strategie benadrukt expliciet gedragsverandering, datagedreven sturing en nieuwe bestuursmodellen, mede om in aanmerking te komen voor Europese financiering.
De Omgevingswet als juridisch anker
De invoering van de Omgevingswet op 1 januari 2024 vormt een cruciale juridische basis onder deze ontwikkelingen. Waar voorheen tientallen afzonderlijke wetten golden voor bouwen, milieu, natuur en infrastructuur, beschouwt de Omgevingswet nu de volledige fysieke leefomgeving integraal.
Hierdoor krijgen gemeenten ruime bevoegdheden om regels op te leggen over verkeer, mobiliteit, energiegebruik, vergroening en leefgedrag. Maatregelen als verkeersknippen, autoluwe zones, zero-emissiezones en beperkingen op houtstook kunnen onder deze wet eenvoudiger worden ingevoerd. Tegelijkertijd verdwijnt de duidelijke scheiding tussen beleidsterreinen en bestuurslagen.
Van leefomgeving naar databron
De Omgevingswet is onlosmakelijk verbonden met het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO), waarin gegevens over de fysieke leefomgeving worden verzameld en ontsloten. Daarnaast bestaan er specifieke datastelsels voor mobiliteit en infrastructuur. Samen vormen zij een zogenoemd federatief datastelsel, waarin data uit uiteenlopende bronnen aan elkaar wordt gekoppeld.
Het gaat daarbij om gegevens van verkeerslichten, inductielussen, sensoren voor luchtkwaliteit en geluid, OV-systemen, deelmobiliteit en navigatiediensten. Deze data worden gedeeld tussen overheden, bedrijven en kennisinstellingen en gebruikt voor beleidsontwikkeling, monitoring en handhaving.
Volgens Van den Berg realiseren veel burgers zich niet in welke mate zij via smartphones, OV-kaarten en deelmobiliteit zelf bijdragen aan deze dataverzameling.
Digitale tweelingen: sturen via simulatie
De volgende stap in deze ontwikkeling is de digitale tweeling: een virtuele representatie van de fysieke leefomgeving, opgebouwd uit realtime data. In steden als Rotterdam zijn dergelijke digitale modellen al operationeel. Ze worden gebruikt om verkeersstromen, bouwprojecten, klimaatmaatregelen en ruimtelijke ingrepen te simuleren.
Hoewel digitale tweelingen vaak worden gepresenteerd als neutrale hulpmiddelen, waarschuwt Van den Berg dat zij in feite krachtige sturingsinstrumenten zijn. Beslissingen worden steeds vaker genomen op basis van modellen, algoritmen en voorspellingen, waarvan de aannames en belangen niet altijd transparant zijn.
Democratie, privacy en rechtsstaat onder druk
Deze ontwikkeling roept fundamentele vragen op over privacy, eigenaarschap van data en democratische controle. De grootschalige verwerking van persoonsgegevens, soms buiten zichtbare toezichtkaders, schuurt met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Tegelijkertijd verschuift macht van gekozen organen naar technocratische systemen en samenwerkingsnetwerken.
Haar boodschap is niet dat digitalisering per definitie slecht is, maar dat zij zonder brede maatschappelijke discussie en democratische waarborgen leidt tot een samenleving waarin gedrag subtiel maar effectief wordt gestuurd.
Een digitale kooi, gebouwd door onszelf
Van den Berg sluit af met een ongemakkelijke constatering: veel van deze ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt door vrijwillige deelname van burgers. Door het gebruik van smartphones, apps, OV-systemen en deelmobiliteit leveren zij continu data aan die de herinrichting van steden mogelijk maakt.
Tegelijkertijd ziet zij tekenen van groeiend bewustzijn, vooral onder jongeren en in lokale politieke bewegingen. Het debat over digitalisering, democratie en de rechtsstaat is nog niet voorbij – maar het moet wel snel en open worden gevoerd, besluit ze:

