Het vogelgriepvirus (H5N1) dat momenteel verschillende diersoorten treft en sporadisch infecties bij mensen veroorzaakt, is mogelijk het resultaat van ‘gain-of-function’-onderzoek van het Erasmus MC Viroscience laboratorium uit Rotterdam. Dit schrijven diverse Amerikaanse onderzoekers, onder wie de bekende cardioloog Peter McCullough, in een afgelopen week gepubliceerde pre-print studie. De mogelijk gebruikte methodiek ‘seriële passage’ is een specialiteit van de Rotterdamse professor Ron Fouchier.

“Kennis, zowel fundamenteel als toepasbaar, is al sinds jaar en dag een belangrijk Nederlands exportproduct en dat moeten we zo houden”, verklaarde Ron Fouchier in mei 2023 tegenover de Kamercommissie Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking. Hij doelde specifiek op “kennis over zoönosen en pandemieën”. Die kennis heeft Fouchier onmiskenbaar. Over de “export” daarvan is niet iedereen enthousiast. Zo waren vooraanstaande virologen ontzet toen Fouchier in 2012 zijn laboratoriummethoden voor het genetisch manipuleren van het vogelgriepvirus H5N1, met als doel het door de lucht overdraagbaar te maken onder fretten, publiceerde in Science. Zogenaamde ‘seriële passage’ speelde daarbij een belangrijke rol. Het is een methodiek waarbij een virus op een cellijn of aan een proefdier wordt toegediend, vervolgens geïsoleerd en opnieuw op dezelfde cellijn wordt gebracht of aan het volgende proefdier met dezelfde kenmerken wordt toegediend. Op deze manier ontstaat een virus dat zich razendsnel aanpast aan deze cellijn of gastheer.

Juist seriële passage wordt nadrukkelijk in verband gebracht met het ontstaan van de actuele H5N1-lijn 2.3.4.4b (genotype B3.13) door de auteurs Nicolas Hulscher, John Leake en Peter McCullough. Op 4 juni hebben zij een preprint-versie van hun studie online gezet. In de conclusie schrijven ze dat de oorsprong van deze vogelgriepvariant mogelijk te vinden is in het USDA Southeast Poultry Research Laboratory (SEPRL) in Athens in de staat Georgia. En: in het Erasmus MC in Rotterdam. “Genetisch bewijs en de historische context suggereren dat laboratoriumactiviteiten, waaronder seriële passage en gain-of-function-onderzoek, kunnen hebben bijgedragen aan het ontstaan van H5N1-lijn 2.3.4.4b.” Ze stellen echter dat er geen definitief oorzakelijk verband is vastgesteld en dat dringend verder onderzoek nodig is. “Een moratorium op gain-of-function onderzoek inclusief seriële passage van H5N1 is aangewezen om een door de mens veroorzaakte grieppandemie die dieren en mensen treft, te voorkomen.”

In hun artikel herinneren de auteurs eraan dat deze H5N1-lijn 2.3.4.4b voor het eerst is ontdekt in oktober 2020 in Nederland. Opvallend daarbij is hoe snel deze zich heeft verspreid van vogels in Europa naar vogels in Noord-Amerika, want daar werd het eind 2021 gedetecteerd. Dit staat in schril contrast met de langzame intercontinentale verspreiding van de eerdere ganzen/Guangdong-lijn van H5N1. Nadat deze in 1996 opdook in China, werd deze pas voor het eerst gedetecteerd in Europa in 2005, en vervolgens in de VS in 2014. Kortom: het vergde negen jaar om zich van Europa naar de VS te kunnen verspreiden. “Wat kan de buitengewoon snelle intercontinentale verspreiding van de nieuwe variant verklaren?”, vragen de auteurs zich af.

Ze nemen geen genoegen met de verklaring die hiervoor in 2022 is aangereikt in Nature. “Ten eerste is de hypothetische verspreiding van een nieuwe variant van vogelgriep door trekvogels van Europa naar Noord-Amerika door het oversteken van de Noord-Atlantische Oceaan nooit eerder gedocumenteerd en lijkt daarom ongekend”, schrijven ze. “Ten tweede vliegen trekvogels in de Oost-Atlantische vliegroute in de herfst niet van Noordwest-Europa naar Noord-Amerika, maar andersom, van Noord-Amerika naar Noordwest-Europa.” Bovendien gaat het Nature-artikel voorbij aan het feit dat op hetzelfde moment waarop H5N1-lijn 2.3.4.4b werd gedetecteerd in vogels in Newfoundland, deze ook werd gevonden in eenden in South Carolina, op slechts tweehonderd mijl ten oosten van het USDA SEPRL in Georgia. En daar was men in het voorjaar van 2021 begonnen met seriële passage-experimenten met H5Nx-virussen in wilde eenden.

De auteurs van de pre-print houden daarom rekening met een lablek, wat volgens hen een veel minder zeldzaam fenomeen is dan vaak gedacht. Genetische analyse geeft volgens hen aan dat genotype B3.13 in 2024 is ontstaan en genetische verbanden vertoont met genotype B1.2, dat in januari 2022 in Georgia is ontstaan na de start van de seriële passage-experimenten met H5Nx in het USDA SEPRL. Bovendien: genotype B1.2 is gevonden bij een tuimelaar (dolfijn) in maart 2022 in Florida, wat wijst op plotselinge nieuwe aanpassingen aan verschillende diersoorten. De auteurs houden weliswaar de mogelijkheid open dat de mutaties op natuurlijke wijze zijn ontstaan, maar vooral de sprong van vogels naar een dolfijn vinden ze zeer zorgelijk.

De auteurs maken zich daarnaast zorgen over het feit dat over een H5N1-lijn 2.3.4.4b, afkomstig van een uitbraak van gekweekte nertsen in Spanje in 2022, onlangs is gemeld dat deze via de lucht overdraagbaar was bij fretten door een PB2 T271A-mutatie. “Dit doet vrezen dat het oorspronkelijke ontstaan van H5N1-lijn 2.3.4.4b een gevolg kan zijn van de gain-of-function-experimenten van Fouchier en collega’s”, aldus de preprint. Want Fouchier modificeerde in 2011 in Rotterdam het H5N1-virus zodanig dat het via HA- en PB2-veranderingen overdraagbaar werd door de lucht onder fretten.

Ook vinden de auteurs het vermelden waard dat het Erasmus MC eerder nauw samenwerkte met het USDA SEPRL om vaccins te ontwikkelen tegen H9-vogelgriepvirussen, wat aangeeft dat de twee laboratoria waarschijnlijk virusmonsters delen. Dit doet het vermoeden rijzen dat genotype A1 is gekoppeld aan de experimenten van Fouchier en collega’s, terwijl genotype B1 een (in)direct resultaat zou kunnen zijn van de seriële passage-experimenten van het USDA SEPRL. “Om dit te bevestigen is echter verder gedetailleerd onderzoek nodig”, schrijven Hulscher, Leake en McCullough.

Ze halen in dit verband nog modelsimulaties aan van een laboratoriumlek in Rotterdam, die in 2013 werden gepubliceerd naar aanleiding van de geruchtmakende H5N1-publicatie van Fouchier in Science. Die simulaties brachten aan het licht dat er een kans is van 5 tot 15 procent dat een ‘lablek’ uit een H5N1-lab helemaal niet zou worden ontdekt. Zeker niet in een dichtbevolkt gebied als de Randstad, waar Rotterdam deel van uitmaakt.

Dit roept de schriftelijke vragen in herinnering die voormalig Tweede Kamerlid Wybren van Haga in 2022 stelde aan toenmalig VWS-minister Ernst Kuipers over “hoog-risico bio-laboratoria en gain-of-function onderzoek”. Op Van Haga’s vraag hoe Kuipers dacht over dit type onderzoek “in de dichtbevolkte Randstad”, antwoordde de voormalige baas van het Erasmus MC: “Het Viroscience laboratorium van het Erasmus MC te Rotterdam voldoet aan strenge eisen om de risico’s voor mens en milieu zo klein mogelijk te houden. Daarnaast heeft het Viroscience laboratorium een vergunning om te mogen werken met genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s). De vergunning wordt pas verleend na een risicobeoordeling. Door de strenge maatregelen die op grond van die risicobeoordeling zijn opgelegd, is het mogelijk om ook in de randstad veilig onderzoeken uit te voeren.” Dit antwoord werd vooraf afgestemd met het ministerie van Justitie en Veiligheid, het departement waar op dat moment beoogd premier Dick Schoof de hoogste ambtenaar was, zo leert de bijbehorende ‘beslisnota’.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Meld je aan voor de nieuws brief!


1 keer per dag de belangrijkste berichten,
1 keer per week de belangrijkste headlines,
en de nieuwste uitzendingen van hnmda,
zo in je postvakje... zeg nu ja....