In het centrum van Genk is de afbraak gestart van het oude rijkswachtgebouw. De sloopmachines brullen en stofwolken stijgen op terwijl de herinneringen aan de oude kazerne langzaam verdwijnen. Op de vrijgekomen site zal een modern detentiehuis verrijzen, een plek die kleinschaliger en menselijker moet zijn dan een klassieke gevangenis.
Terwijl de bulldozers hun werk doen, speelt er zich elders in de stad een politiek spel af. De begroting staat onder druk en de spanningen lopen hoog op tussen de verschillende partijen. Maar te midden van dit alles lijkt De Wever een eigen spel te spelen, met zijn kat als stille getuige van de chaos.
“Is het crisis of niet?” vraagt men zich af in de wandelgangen van het parlement. Deadline na deadline wordt gemist, maar toch lijkt niemand echt aanstalten te maken om de regering te laten vallen. Het is een vreemde situatie, waarbij de politici elkaar wantrouwend in de gaten houden, maar niemand durft de eerste stap te zetten.
En terwijl de politieke strijd voortduurt, blijft Vlaams Belang zich profileren als de partij die de “totale oorlog tegen links” voert. De spanningen lopen hoog op, de retoriek wordt scherper, en de droomjob van Alexander De Croo lijkt verder weg dan ooit.
In de chaos van de politiek en de sloop van het verleden, blijft de stad Genk veranderen en evolueren. Maar één ding is zeker: de herinneringen aan de oude rijkswachtkazerne zullen altijd blijven bestaan, zelfs als de laatste steen is neergehaald.
.
