Foto: Unsplash/Jamie Webster
In een recente video bespreekt Dr. John Campbell een opvallende en uiterst ernstige fout in de officiële vitamine D-richtlijnen van onder andere de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. De kern van zijn betoog: de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid vitamine D is gebaseerd op een fundamentele statistische misrekening en ligt daardoor mogelijk vijftien tot meer dan twintig keer te laag.
Een fout die al sinds 2014 bekend is
Campbell baseert zijn analyse op een wetenschappelijk artikel uit 2014 met de veelzeggende titel “A statistical error in the estimation of the recommended dietary allowance of vitamin D”. In dit artikel wordt gesteld dat het Institute of Medicine (IOM), tegenwoordig de National Academy of Medicine, bij het vaststellen van de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid een elementaire fout heeft gemaakt in de statistische analyse.
Opmerkelijk is dat deze fout inmiddels meer dan tien jaar bekend is, maar dat de officiële richtlijnen in die tijd niet zijn aangepast.
Wat zeggen de huidige richtlijnen?
De huidige aanbevelingen luiden:
Volgens Campbell zijn deze hoeveelheden veel te laag. Als de herberekeningen uit het genoemde onderzoek correct zijn, zouden de Amerikaanse richtlijnen ongeveer vijftien keer te laag liggen en de Britse zelfs ruim twintig keer.
Het oorspronkelijke doel van de richtlijnen
Het doel van het Institute of Medicine was om een dagelijkse dosis vast te stellen waarmee 97,5% van de bevolking een bloedspiegel van minimaal 50 nmol/L 25-hydroxyvitamine D zou bereiken, een waarde die doorgaans als ondergrens voor een goede botgezondheid wordt beschouwd. Op basis van hun analyse concludeerde het IOM dat een inname van 600 IU per dag voldoende zou zijn om dit doel te bereiken.
De kern van de fout: gemiddelden versus individuen
De IOM baseerde haar conclusies op gemiddelde uitkomsten per studie, in plaats van op de gegevens van individuele deelnemers aan die studies.
Door gemiddelden van studies te analyseren, werd de natuurlijke variatie tussen individuele mensen grotendeels uit het zicht verloren. De spreiding in vitamine D-waarden tussen personen is namelijk veel groter dan de spreiding tussen studie-gemiddelden. Door deze variatie “glad te strijken” ontstond de indruk dat bijna iedereen met 600 IU per dag een adequate bloedwaarde zou bereiken, terwijl dat in werkelijkheid niet zo was.
Wat leverde 600 IU in werkelijkheid op?
Toen de auteurs van het artikel de berekeningen opnieuw uitvoerden op basis van individuele variatie, bleek dat 600 IU per dag er niet toe leidde dat 97,5% van de mensen boven de beoogde drempel uitkwam. In plaats daarvan bereikte vrijwel iedereen slechts een gemiddelde bloedwaarde van ongeveer 26 à 27 nmol/L. Dat ligt ruim onder de grens die nodig is om zelfs klassieke vitamine D-tekorten, zoals rachitis en botontkalking, te voorkomen.
Met andere woorden: men dacht een gemiddelde waarde van rond de 63 nmol/L te realiseren, maar kwam in werkelijkheid uit op waarden die diep in het tekortgebied liggen.
Hoeveel vitamine D zou dan wél nodig zijn?
Op basis van de correcte statistische benadering berekenden de auteurs dat een dagelijkse inname van ongeveer 8.900 IU vitamine D nodig zou zijn om 97,5% van de bevolking boven de grens van 50 nmol/L te krijgen. Dit is niet alleen vele malen hoger dan de huidige aanbevolen hoeveelheid, maar ook hoger dan de officiële bovengrens van 4.000 IU per dag die als “veilig maximum” geldt.
Dit suggereert dat niet alleen de aanbevolen hoeveelheid, maar ook de vastgestelde bovengrens dringend herzien moeten worden.
Voeding en zonlicht: een structureel tekort
De praktische implicaties zijn groot. In landen als Canada, het Verenigd Koninkrijk en grote delen van de Verenigde Staten is de vitamine D-productie via zonlicht in de winter vrijwel nihil, zeker boven de 50e breedtegraad. De gemiddelde inname via voeding ligt rond de 200 tot 300 IU per dag, ver verwijderd van zowel de huidige aanbevelingen als van de hoeveelheden die volgens de herberekening nodig zouden zijn.
Dit betekent dat een groot deel van de bevolking, met name in de wintermaanden, structureel met lage vitamine D-spiegels leeft.
Mogelijke gevolgen voor de volksgezondheid
Campbell benadrukt dat vitamine D niet alleen relevant is voor botgezondheid, maar volgens observationele studies ook samenhangt met:
- een lagere sterfte bij bepaalde vormen van kanker, zoals prostaatkanker
- een verminderde progressie van prediabetes naar diabetes type 2
- een betere werking van het immuunsysteem
- mogelijk een lager risico op hart- en vaatziekten en cognitieve achteruitgang
Een onbegrijpelijke nalatigheid
Tot slot uit Campbell zijn verbazing en frustratie over het feit dat deze statistische fout al zo lang niet is gecorrigeerd. Hij suggereert geen bewuste kwade opzet, maar noemt het onbegrijpelijk dat een fout met zulke potentieel verstrekkende gevolgen, bekend sinds 2014, niet heeft geleid tot een herziening van de richtlijnen.
Het op orde brengen van vitamine D-spiegels zou één van de meest eenvoudige, goedkope en effectieve volksgezondheidsmaatregelen kunnen zijn, besluit hij:
[embedded content]Over de auteur: Robin de Boer is economisch geograaf. Volg hem hier op Substack voor exclusieve content.
…
Source: https://www.ninefornews.nl/de-grote-vitamine-d-misrekening/
.
