
De Europese Unie heeft een ingrijpende koerswijziging aangekondigd rond het lang geplande verbod op de verkoop van nieuwe auto’s met verbrandingsmotoren vanaf 2035. Nadat het oorspronkelijke plan voortbouwde op strikte klimaatdoelstellingen met een volledig uitstootvrij verkeer als doel, lijkt Brussel nu onder grote druk van lidstaten met een sterke autosector, zoals Duitsland en Italië, en van de Europese auto-industrie zelf bereid om het verbod te versoepelen en zelfs grotendeels los te laten. De Europese Commissie heeft voorstellen gepresenteerd die het oorspronkelijke plan fundamenteel veranderen en ruimte laten voor de verkoop van hybride voertuigen en andere brandstofauto’s na 2035.
Het oorspronkelijke verbod uit 2023 hield in dat in de Europese Unie vanaf 2035 alleen nog nieuwe voertuigen zonder CO₂-uitstoot mochten worden verkocht. In de praktijk zou dat betekenen dat nieuwe benzine-, diesel- en zelfs traditionele hybride voertuigen van de markt verdwijnen en dat alleen volledig elektrische auto’s of voertuigen met alternatieve zero-emissietechnologieën zijn toegestaan. Die plannen waren onderdeel van de ambitieuze Green Deal van de EU om de transportsector te vergroenen en tegen 2050 klimaatneutraal te maken.
Maar onder de motorkap is een politiek en economisch debat gaande dat de koers nu drastisch verandert. Vandaag presenteerde de Europese Commissie een voorstel om de 100 procent reductie van CO₂-uitstoot van nieuwe auto’s te vervangen door een doelstelling van 90 procent reductie ten opzichte van de niveaus van 2021. Dat betekent feitelijk dat 10 procent van de nieuwe auto’s verkocht na 2035 nog uitlaatgassen mag hebben, mits autofabrikanten andere milieutechnische maatregelen nemen, zoals het gebruik van groen staal of duurzame biobrandstoffen en synthetische brandstoffen, om alsnog een netto-verlagende impact op het milieu te bereiken.
Een belangrijke verandering is dat plug-in hybride auto’s en voertuigen met interne verbrandingsmotoren (ICE), waaronder benzine- en dieselmodellen, onder de nieuwe voorstellen toch kunnen worden verkocht na 2035, zolang ze binnen de maximale emissietoetsen blijven en de autofabrikanten aanvullende groene technologieën toepassen. Daarmee komt de praktijk dichter bij de huidige realiteit waarin de vraag naar elektrische voertuigen (EV’s) nog steeds verschilt per markt en waar lage laadinfrastructuur, hoge aanschafprijzen en internationale concurrentiedruk — met name uit China — de transitie bemoeilijken.
Deze voorgestelde versoepeling volgt op maandenlange lobby van grote autofabrikanten en meerdere EU-lidstaten met omvangrijke auto-industrieën. Duitsland, thuisbasis van onder meer Volkswagen, BMW en Mercedes-Benz, heeft openlijk gepleit voor meer flexibiliteit in de regelgeving. Daarbij werd gewezen op de risico’s van economische schade, banenverlies en verlies van concurrentiekracht tegenover landen waar elektrische mobiliteit sneller of goedkoper uitrolt. In die context werd ook gepleit voor het toestaan van zogenaamde range-extenders, een type hybride voertuig dat een verbrandingsmotor gebruikt als generator bij elektrische aandrijving.
Voorstanders van het oorspronkelijke verbod waarschuwen dat deze koerswijziging de ambitie van de EU om elektrisch rijden te stimuleren ondermijnt. Milieu- en energie-organisaties hebben kritiek geuit dat het versoepelen van het verbod en het openhouden van de markt voor niet-zero-emissie voertuigen de transitie vertraagt en investeringszekerheid ondermijnt voor innovatieve EV-technologieën. Critici stellen dat het voorstel juist kan leiden tot een versnipperd landschap waarin fabrikanten en consumenten minder geneigd zijn om volledig elektrische voertuigen te kiezen, waardoor klimaatvoordelen uitblijven of verder weg raken.
Het nieuwe voorstel moet nog worden goedgekeurd door de regeringen van de EU-lidstaten en het Europees Parlement, waar de meningen verdeeld zijn. Terwijl landen als Frankrijk en Spanje vasthouden aan ambitieuze klimaatdoelen, steunen andere landen de versoepeling om economische redenen. Naast verschillen tussen lidstaten lopen er ook bredere discussies binnen de Europese Commissie over de exacte invulling van de uitstootregels en toekomstige CO₂-doelstellingen.
De gevolgen van deze nieuwe beleidsrichting zijn aanzienlijk. Voor consumenten betekent het mogelijk dat zij na 2035 nog steeds nieuwe brandstofauto’s of hybride modellen kunnen kopen, hetgeen nieuw leven blaast in segmenten die aanvankelijk zouden verdwijnen. Voor autofabrikanten creëert het ruimte om geleidelijk te blijven produceren met een mix van technologieën, en voor sommige nichemarkten — zoals sportieve auto’s met hybride aandrijving — biedt het een levensader voor modelportfolio’s die anders volledig verboden zouden zijn.
Tegelijkertijd roept deze ontwikkeling vragen op over het voortouw van Europa op het gebied van klimaatbeleid ten opzichte van andere regio’s, zoals de Verenigde Staten en China. Terwijl sommige beleidsmakers pleiten voor het behouden van ambitieuze uitstootvrije doelstellingen, lijkt de Europese Unie haar plannen aan te passen aan de realiteit van de markt en de politieke belangen van haar lidstaten en industrieën.
Met de geplande stemming in het Europees Parlement en de besluitvorming door nationale regeringen in het vooruitzicht, blijft de discussie over de toekomst van mobiliteit en de rol van elektrische versus traditionele verbrandingsmotoren intens. De uitkomst van deze beleidswijziging zal niet alleen de auto-industrie bepalen, maar ook de manier waarop Europeanen hun voertuigen aanschaffen en gebruiken in de jaren na 2035 — een periode die ooit werd gezien als het einde van de benzine- en dieselauto’s, maar nu mogelijk een nieuw hoofdstuk betekent voor hybride en andere innovatieve aandrijflijnen.
